De hoofdreden voor het instellen van de temperatuur van de extrusiematrix op 460-480°C is om te voorkomen dat de stang afkoelt, verstikking en schade aan het gereedschap te vermijden, en om de uniformiteit en prestaties van de aluminiumstructuur te garanderen.
Tijdens het aluminium-extrusieproces is het gebruik van 6063- en 6061-legeringen zeer gebruikelijk. Om de kwaliteit en prestaties van aluminium te garanderen, moeten alle gereedschappen en vormen die in contact komen met de aluminiumstang volledig worden voorverwarmd. De verwarmings- en isothermische temperatuur van de extrusiecilinder bedraagt over het algemeen 400-460°C, en de verwarmingstemperatuur van de vorm wordt ingesteld op 420-480°C.
Een dergelijke temperatuurregeling zorgt ervoor dat aluminium zijn stabiele fysische en chemische eigenschappen behoudt tijdens het extrusieproces, waardoor hoogwaardige aluminiumprofielen worden geproduceerd.
Bovendien moet, om te zorgen dat de matrijs volledig wordt opgewarmd, de verwarmingstijd van de platte matrijs langer zijn dan 1,5 uur, en moet de verwarmingstijd van de holle matrijs langer zijn dan 2,5 uur.
De verwarmingstijd van alle matrijzen in de verwarmingsoven mag 24 uur niet overschrijden om te voorkomen dat de matrijs te lang in de oven blijft en een gloeibehandeling ondergaat. Deze temperatuur- en tijdscontrole is een van de belangrijkste factoren om een soepel verlopend extrusieproces van aluminium en een stabiele productkwaliteit te garanderen.